Pers en lezersreacties op Schemerland

klik op het plaatje om naar de originele site te gaan / terug naar overzicht / scroll ↓

TROUW

1-6-2019

Dichterlijke debuutroman

In Berthe Spoelstra's dichterlijke debuutroman 'Schemerland' kruipen we in de huid van de oude Jeanne die is gestopt met praten.  'Ik laat wat water rondgaan in mijn mond, spoel de nachtgedachten weg. Het glas landt op het marmeren blad en maakt een vertrouwd geluid in het donker. Scherp en dof tegelijk. De excercitie is zonder morsen volbracht. Maar het blijft gedoe.' 

Jeanne zit in haar huis en over denkt haar leven. Hoe neem je afscheid? Wat vermag  verbeelding in een klein gebleven vrouwenleven? 'Schemerland' gaat over leren spreken over leven en dood, over de krachtmeting spoken uit het verleden, en het onvermijdelijke einde dat wacht. 

'Gisteren verbrak Vivienne de stilte. Ze zei dat alles in de nieuwe kamer beige is. Alsof dat een voordeel is. Ik was afgedwaaLd naar andere werkelijkheden waar verhuizen, inpakken of praten niet bestaan. Verfrist klom ik uit mijn kleed omhoog.'

Verschenen in Trouw Magazine

TZUM LITERAIR WEBLOG

30-5-2019

Kruipende herinneringen

De hoofdpersoon uit Schemerland, het debuut Berthe Spoelstra, bereidt zich voor op een verhuizing. Haar einde nadert, ze spreekt niet meer en leeft in haar hoofd. De spullen in haar kamer worden door haar volwassen kinderen ingepakt en tegelijkertijd pakt zij in haar hoofd haar verleden uit. De echte wereld wordt steeds kleiner, haar belevingswereld des te groter. Maar wat heeft ze echt beleefd en wat verzint deze Jeanne?

Het is moeilijk om het innerlijk van een dementerende vrouw aan het eind van haar leven in woorden te vangen. Denkt iemand in woorden, worden de gedachtecirkels steeds groter en vager of juist kleiner en dunner? Gaan associaties inderdaad alle kanten op en zo ja, is daar dan nog een lopend verhaal van te maken?

Berthe Spoelstra heeft geprobeerd in de huid van Jeanne te kruipen en van binnenuit haar kijk op de wereld en haar verleden weer te geven. De uitdaging aan de lezer is dan hetzelfde te doen, en dat was niet altijd makkelijk. Haar gedachten springen, of beter gezegd glijden, heen en weer van herinneringen aan haar zus op wie ze vooral jaloers was, naar haar man met wie ze niet een heel prettig huwelijk had, naar de oorlog en haar jeugd om steeds weer uit te komen bij het verzonnen meisje Lila of Lilou.

Zoals in Hersenschimmen van Bernlef de aftakeling van de hoofdpersoon op de voet gevolgd wordt en de wereld van Maarten steeds kleiner wordt, zo is de wereld van Jeanne al klein aan het begin en wordt deze steeds fragmentarischer en lastiger te volgen. Het meisje Lila beleeft in het hoofd van Jeanne allerlei avonturen waarvan je je afvraagt of dat niet haar eigen avonturen zijn. Maar haar herinneringen aan bijvoorbeeld de oorlog zijn weer helderder, waardoor er toch een nevelig onderscheid is tussen de verzonnen en echter wereld. Het proces van aftakeling is al in een vergevorderd stadium en niemand uit haar omgeving kan echt contact met haar te maken. Alles speelt zich af in haar hoofd, terwijl ze wel duidelijk commentaar geeft op haar kinderen die haar verhuizing voorbereiden.

Tussen alle gedachtes van Jeanne, die nauwelijks zelf nog beweegt en verzorgd wordt door de conciërge, komen haar kinderen aan het woord die opmerkingen maken over de spullen van hun moeder: wat weg kan, wat bij hen een herinnering oproept, wat door wie wordt meegenomen. Dat levert mooie contrasten op tussen hun buitenwereld en de binnenwereld Jeanne.

Spoelstra beheerst de taal, niet alleen beschikt ze over een gevarieerde en grote woordenschat waarmee ze mooie zinnen formuleert en waarmee de fragmentatie die zich in het hoofd van Jeanne manifesteert meeslepend overbrengt, ook lukt het haar vaak zeer treffende beelden op te roepen, zoals over herinneringen, waar al eindeloos veel schrijvers van alles mee geprobeerd hebben:

'Het water stijgt, herinneringen kruipen drijfnat op de laatste stukjes land.'

Die stukjes worden kleiner en kleiner totdat alle herinneringen en gedachten door elkaar zwemmen en nergens meer houvast kunnen vinden. Zo zal het waarschijnlijk gaan wanneer dementie de overhand krijgt.

Schemerland is een uitdaging, je moet je mee laten voeren in de gedachtestroom van Jeanne, in haar herinneringen en hersenspinsels die om en om naar voren treden uit het schemerland.

Arjen van Meijgaard


scroll ↓ 

LITERAIR NEDERLAND

7-1-2020

In twee werelden

Op het omslag van Schemerland van Berthe Spoelstra slaat een donkere vogel zijn vleugels uit. We zien hem op de rug: de archaeopteryx lythographica, bekend als de Oervogel, en miljoenen jaren geleden uitgestorven. Een onheilspellend beeld bij een onheilspellende titel.

De hoofdpersoon heet Jeanne. Ze woont helemaal alleen in een appartement in Parijs. We volgen haar een ruime week van zondag tot de volgende zondagnacht. In die week wordt haar huis door haar kinderen ontmanteld. Jeanne is oud, hulpbehoevend, spreekt niet meer. Ze krijgt in plaats van thuiszorg dagelijkse ondersteuning van Boudou, de vriendelijke conciërge. Maar er is meer ondersteuning nodig en daarom gaat Jeanne verhuizen naar een plek waar die extra zorg wel gegeven kan worden.

Met Schemerland debuteert Berthe Spoelstra (1969) als romanschrijver. Theaterliefhebbers kennen haar al langer: meer dan tien jaar is zij huisdramaturg bij Theater Frascati in Amsterdam. Door de eenheid van plaats (de huiskamer), tijd (een week) en handeling (de gedachten van Jeanne) zou Schemerland het uitstekend kunnen doen in het theater, met multimediale hulpmiddelen om haar gedachten te verbeelden.

Thomas Moore
Omdat je als lezer het gehele boek uitsluitend in haar hoofd zit, blijft het gissen wat er precies met Jeanne is gebeurd. Is ze dementerend? Daarvoor componeert ze in haar hoofd eigenlijk te prachtige zinnen en consistente gedachten. Kan ze niet praten, of wil ze niet meer praten? Haar kinderen, die in deze week de verhuizing gereed maken, zoeken vergeefs naar ingangen om haar te bereiken. Hoe onbeholpen dat soms ook gebeurt.

Zonder dat het woord valt, is er eigenlijk sprake van een existentiële crisissituatie. Filosoof Thomas Moore zou het de donkere nacht van de ziel noemen. Er is verlies, rouw, een diep weggestopt verdriet. Zwijgen, je geestelijk terugtrekken en je vervreemd voelen van anderen horen daarbij. Jeannes huis wordt onttakeld, de basis van haar leven wordt haar ontnomen. Niet zijzelf maar haar kinderen maken de keuze welk dierbaar object wel en welk niet mee kan naar het verzorgingshuis. De oude vrouw ondergaat het gelaten.

Volgens Moore kan zo'n crisissituatie ervoor zorgen dat je het gevoel hebt je tussen twee werelden te begeven. Zo'n 'liminale' toestand creëert Jeanne ook. Om pijn niet te voelen zoekt ze haar heil in fantasieën.

'Ik verzin een zevenjarig meisje, een Lilou. Best wel goed, denk ik met de stem van mijn liefste kleinkind. Best wel goed. Glinsterend als zon op zomerwater zal dit fijne meisje de stilte doen trillen. Een verzonnen kind, een menselijk schild tegen alles wat komen gaat.'

Terugblikken

Fantasie als schild tegen de pijn van het heden, de verhuizing, en tegen de pijn van het verleden. Want zo zittend in haar stoel, terwijl op de televisie aanslagen in het journaal zijn, de Tour de France zijn etappes heeft of een serie wordt uitgezonden over een politiespeurhond, dwalen haar gedachten af naar het ongemak dat haar leven kleurde: de verhouding met haar zus, de pijnlijke scheiding van haar man, de relatie met haar kinderen:

'Stilte drijft voorbij en wordt gevolgd door stilte, dit keer in een ander kleurenpalet. In welke vuurgloed moet ik mij wentelen om tot loutering te komen? Zo'n berg fietst de mens niet zomaar even op. Hoever is het klimmen en weer dalen voor ik toe kan geven, voor ik rusten kan? Ik ben bang dat ik te weinig liefde heb gegeven.
Zo, het is gezegd. Is de leeuw nu verslagen?'

Het zijn geen wereldschokkende gebeurtenissen die de hobbels in haar leven vormen. Ze heeft een klein leven geleid, een gewoon leven zoals de meesten van ons doen, met het gewone verdriet en onvermogen dat daarbij hoort. Als Jeanne naar haar kinderen kijkt, denkt ze: 'Hebben zij keuzes gemaakt of zijn de dingen bij hen ook gewoon gebeurd?' Zo blikt ze terug op haar eigen geschiedenis.

Spoelstra weet dat een mens ook het gewone verdriet en onvermogen - bijna onbereikbaar - diep kan wegstoppen. Soms duren de fantasieën over het verzonnen kind net iets te lang om de aandacht vast te houden. Maar wanneer de herinneringen aan haar voorbije leven het schild van de fantasie doorboren, wordt het verhaal meer invoelbaar, meer urgent.

Met Schemerland heeft Spoelstra vooral een poëtisch debuut geschreven. Verzamel maar eens de eerste zinnen van de opeenvolgende hoofdstukken: 'De nacht morst zwart.' 'Zacht dient de dag zich aan.' 'Boudou draagt de dag onder haar arm.' Mooie zinnen. Later in het boek beginnen de hoofdstukken met meer reguliere openingszinnen, zodat er ook vaart in het verhaal ontstaat. Knap is hoe Spoelstra haar hoofdpersoon langzaam naar de pijnpunten in haar leven voert tot de dood als een nachtelijke gestalte verschijnt en Jeanne haar vleugels mag uitslaan naar een ander bestaan.

Eric de Rooij 

MEDISCH CONTACT

3-7-2019

Het contrast tussen lichamelijke uitputting en geestelijke vitaliteit 

Jeanne, de hoofdpersoon uit Berthe Spoelstra's debuutroman Schemerland, praat niet meer. Ze ligt diep weggezonken in haar matras en strekt haar armen uit. Zelfs het pakken van een glas water op haar nachtkastje kost haar te veel moeite.

Haar blik dwaalt langs haar eigen voeten, de afbladderende ruimte en het binnenvallende licht. Het is haar enige, dagelijkse houvast. Maar dan wordt de rust in het leven van deze zwijgende vrouw onderbroken: haar kinderen besluiten dat het niet meer gaat. Ze beginnen hun moeders spullen in te pakken en klaar te maken voor hun plek in het verzorgingshuis. En dat terwijl juist Jeannes herinneringen voldoende waren om haar gelukkig te houden, leek het. Wie weet op deze leeftijd wat het beste voor haar is: haar kroost of zijzelf?

Spoelstra schreef in Schemerland op een krachtige, taalgevoelige manier over de naderende dood, en over het contrast tussen lichamelijke uitputting en geestelijke vitaliteit dat daaraan vooraf kan gaan. De schrijfster neemt ons mee in het fantasierijke brein van een oudere vrouw die niet wil stoppen met dromen, en zo volume geeft aan een leven dat verder schrijnend klein gebleven is. Tegelijkertijd steekt Jeanne ook haar twijfels over haar keuzes uit het verleden niet onder stoelen of banken. Heeft zij altijd wel het goede gedaan? En hoeveel zin heeft het nu nog bij die keuzes stil te staan?

Anne van den Dool 


scroll ↓  

scroll ↓  

Holland Media Combinatie 

9-7-2019

Niet het verhaal is bepalend, maar hoe zij het vertelt. 

Vijfentachtig is ze, de oude Jeanne die al tientallen jaren in haar appartement in Parijs woont. Vier kinderen heeft ze gebaard, een grote liefde gekend en kwijtgeraakt. En nu is ze op. Na een val van de trap gaat lopen alleen nog met de grootst mogelijke moeite en niet meer dan een paar stappen. Spreken doet ze ook niet meer. Haar kinderen besluiten dat het zo niet langer gaat en regelen een kamer in een verzorgingshuis. Een week om te verhuizen, om de nieuwe kamer op te knappen en in te richten. Het is die week die Berthe Spoelstra (1969) beschrijft in 'Schemerland'. Jeanne zinkt weg in haar gedachten die een mengeling zijn van herinneringen, eigen verzonnen verhalen en losse woorden. Terwijl de kinderen om haar heen redderen en grote delen van Jeannes verleden weggooien, voelt zij zichzelf wegzinken in de weggetjes op het tapijt onder haar voeten of in het schilderij met schapen aan de muur, waarin ze ronddwaalt met het fantasiekind Lila-Lilou. Duidelijk is in de filmische beelden van het verhaal de achtergrond van Spoelstra als dramaturg (bij Frascati Theater in Amsterdam) te herkennen. Haar stijl is poëtisch en dromerig, niet het verhaal is bepalend, maar hoe zij het vertelt.

Sonja de Jong


↑ 

Maak een gratis website.