Ik denk, ik voel, dus ik besta
Een optimistische gedachte over toneel in 2020
Berthe Spoelstra
Op verzoek van Theater Jaarboek 2006 schreef dramaturg Berthe Spoelstra een vooruitblik: hoe zal theater in het jaar 2020 er uit zien?
gepubliceerd in Theater Jaarboek 2005-2006
Emotie
Afgemeten aan het
seizoen 2005-2006 lijkt 'emotie' een sleutelbegrip te worden voor het toneel in
de nabije toekomst. Dit seizoen zag ik opvallend veel toneel dat fungeerde als
etalage voor de uitvergrote, hoogst persoonlijke gevoelens van de personages.
Ik was er vaker met mijn hart bij betrokken dan met mijn hoofd. En paradoxaal
genoeg heb ik daar vervolgens veel over nagedacht.
Ik heb genoten van het toneel dat ik zag; ik vind het prettig me te laten meevoeren door mensen die een mooi verhaal vertellen. Even wegdromen, de tijd vergeten en niet tobben over de realiteit van alledag. Toneel kan de belangrijkste boosdoener van menselijk onbehagen, het tijdbesef - het bewustzijn van sterfelijkheid - doen vergeten. Al is het maar tijdelijk.
Toch vind ik het een probleem dat ik minder nadacht en vooral veel voelde. Waarom is dat? Misschien omdat er veelal nauwelijks sprake meer is van een verhaal waarin personages en gebeurtenissen in een context worden geplaatst. Opvallend vaak zag ik dit seizoen toneel dat menselijke relaties en emoties onder het vergrootglas legt en - extreem uitvergroot - als zeepbellen de ruimte inblaast. De vertellingen gaan nergens heen; het zijn gevoelens die los in de ruimte zweven. Tijd en ruimte worden losgelaten als structurerende elementen; ze lijken simpelweg niet meer te bestaan. Wat wordt getoond is vaak alleen de onderstroom; de emotie.
Toeval
Dat is geen toeval. In
een maatschappij waarin consumptie op de eerste plaats komt, spelen gevoelens
een steeds belangrijkere rol. Vrijwel elk product kan worden verkocht door in
te spelen op de onderliggende emoties. En het gaat niet alleen om spullen,
inmiddels lijkt ook de wens ontstaan de emoties zélf te kopen.
Dat is wat het publiek in het theater komt doen: emoties beleven en tijdloosheid ervaren. De toeschouwer herkent zichzelf en voelt zich bevestigd: ik besta, want ik voel. Het individu (zowel het personage als de toeschouwer) vindt zich in een moderne variant op de uitspraak van Descartes: Moveor ergo sum; ik word bewogen, dus ik besta1.
Waarschijnlijk is dit een onvermijdelijke ontwikkeling. En wat mij betreft hoeft die ook niet helemaal te worden bestreden. Er is niks mis met emotie. Het vormt zelfs één van de belangrijkste ingrediënten van drama. Maar ga ik naar het theater voor een avond feelgoodtoneel met niet nader gedefinieerde onderbuikstromingen? Dat kan heerlijk zijn. Er zijn genoeg films en boeken die het succes daarvan bewijzen.
Kwaliteit
De vraag is: wil ik dat ook bij het gesubsidieerde kwaliteitstoneel? Wil ik daar genoegen nemen met een glanzende verpakking die slechts ongefilterde emotie omhult? Nee, dat lijkt mij teveel op een glossy tijdschrift dat er lekker uitziet, erin gaat als koek maar alleen voor het moment een prettig gevoel geeft. Bewogen worden op zichzelf is niet genoeg. In het theater wil ik meer dan 'het grijpt me aan' of 'het doet me niks'. In mijn toekomstdromen is niet voelen maatstaf voor goed toneel, maar in de eerste plaats kwaliteit.
Wat is kwaliteitstoneel? En in het verlengde daarvan: wat moet met overheidsgeld gesteund worden en wat kan aan 'de markt' worden overgelaten? Ik geloof niet in doemscenario's over marktwerking waarin hoogwaardig teksttoneel ondergronds gaat. Moord en brand roepen over de banalisering van kunst lijkt me geen constructieve bijdrage aan het gesprek over de plaats van kunst in deze wereld.
Kwalitatief hoogwaardig toneel wordt trouwens regelmatig onterecht 'moeilijk' genoemd. Bedoeld wordt dat de toeschouwer meer moeite moet doen, meer moet nadenken. Maar ook daar is niks mis mee. Kwaliteit is niet hetzelfde als moeilijk of moeizaam. Kwaliteit is ook niet hetzelfde als hoogdrempelig of elitair.
Kwaliteitstoneel zoekt naar emoties die dicht op de huid zitten én naar de context waaruit deze gevoelstoestand voortkomt. Ik ervaar graag emoties die me tot diep in mijn ziel raken, mits deze ook in tijd en ruimte worden gezet. Toneel over deerniswekkend kleine mensen is boeiend als de emotie en de (fictionele en maatschappelijke) context waaruit dat gevoel voortkomt, elkaar aanvullen en verrijken.
Hoofd en hart
Als persoonlijke emotie in toneel het belangrijkst is, dan lijkt mijn poging te zoeken naar algemene waarden zinloos. Dan zal ik, later als ik aan de voorstelling terugdenk, mijzelf vooral afvragen wat ik nu eigenlijk die avond in het theater heb meegemaakt. Waarom mijn hoofd minder werd aangesproken dan mijn hart. En dat komt volgens mij omdat er te weinig gedachten gewijd werden aan het huidige tijdsgewricht.
De wisselwerking tussen de persoonlijke emotie en de wereld waarin die emotie plaatsgrijpt, zou voortdurend hardop moeten worden onderzocht, besproken en openlijk betwijfeld. De toneelmaker die niet onderzoekt, scheept zijn publiek af met emotioneel theater dat slechts onderbuikstromingen uitvent. Ikzelf ervaar in elk geval vooral onbehagen wanneer een hoogstpersoonlijke emotie als ongeleid projectiel de zaal in wordt geslingerd. Toneel zou juist voedsel voor het denken moeten bieden.
Ilja Leonard Pfeiffer zegt het zo: "Wat er mis is met Nederland, is precies dit: er heerst een gevoelsdictatuur. Denken is verdacht."2 Daar ben ik het mee eens: het enige dat ons zal redden, is blijven nadenken. In het theater moet naast het voelen vooral ook het denken worden gewaardeerd. Sterker nog: toneel is een denkoefening, een vrijplaats waarin geprobeerd zou moeten worden de juiste vragen te stellen. Laten we niet meer praten over de banalisering van de toneelkunst, maar over de manier waarop onze openbare denkruimte moet worden ingevuld.
cogito et moveor
Volgens mij zijn daarbij ook in 2020 specialismen nodig. Kwaliteit moet hooggehouden worden, in elk beroep. Ook voor toneel is het daarom noodzakelijk dat een aantal mensen voltijds in staat wordt gesteld om kwaliteit te ontwikkelen en te blijven garanderen. Ook in het theater blijven mensen nodig die in alle rust hardop nadenken. Laten we het voelen blijven combineren met het denken: cogito et moveor, ergo sum.
Alleen wanneer een aantal toneelmakers de tijd en de ruimte krijgt om te zoeken naar de wisselwerking tussen (ruwe of fijngevoelige) emotie en de achtergronden daarvan, kan het kleine worden verbonden met het grote. Goed toneel denkt hardop na en poogt dan het persoonlijke te verbinden met het algemene. En zelfs toneel dat uitsluitend individuele emoties onder de loep neemt, is in mijn toekomstdromen toneel waarin helder wordt nagedacht. Ik hoop dat er in 2020 nog steeds - in vorm én inhoud - groots en kwalitatief hoogwaardig toneel wordt gemaakt, dat het gemoed beweegt en tegelijkertijd hardop de grenzen verkent van het tijdsgewricht waarin wij leven.
Berthe Spoelstra is dramaturg, redacteur van Theater Schrift Lucifer en was in seizoen 2005-2006 jurylid van TF-1.
1 'Movere' betekent letterlijk: bewegen. Interessant is dat 'voelen' een modern begrip is. In het Latijn zijn emoties als vreugde of verdriet dan ook vertaalbaar, maar 'voelen' in het algemeen niet. Vergelijk de passage uit Vergilius'Aeneis (Boek IV) waarin Dido Aeneas verwijt geen gevoel te hebben. Ze stelt dat hij 'immotus' is: onbewogen. Ook al verwijst 'movere' vooral naar verdriet; wellicht geldt volgens moderne begrippen dat wie 'bewogen wordt', gevoel heeft.
2 Ilja Leonard Pfeiffer; "Denken is verdacht in hysterisch Nederland". In: NRC Handelsblad 15&16 januari 2005.